Leerinhoud op instapniveau

1. De bouwsector

1.1. Overzicht

De bouwsector (omvattende installatietechniek, bouw, exploitatie, vastgoedbeheer, evenals demontage- en afvalactiviteiten) is een van de belangrijkste bijdragers aan de wereldeconomie en draagt bij aan ongeveer 10% van het mondiale BBP en 8% van de wereldwijde werkgelegenheid.

De industrie is onderverdeeld in verschillende subsectoren. Ongeveer 38% van het volume (vanuit een bouwperspectief) kan worden toegeschreven aan woningbouw. Transport-, energie- en waterinfrastructuur is goed voor ongeveer 32% van het totale bouwvolume. Institutionele en commerciële gebouwen zijn goed voor 18% van het totale volume van de industrie, en industriële locaties en productiefaciliteiten zijn goed voor de resterende 13.[1]

[1] World Economic Forum « Shaping the Future of Construction: A Breakthrough in Mindset and Technology» 2016

1.2. Levenscyclus van een gebouwd object

De term 'levenscyclus' verwijst naar alle verschillende fasen die een gebouwd object doorloopt, van de initiële conceptie tot de uiteindelijke eindfase van die objecten, ongeacht of ze worden hergebruikt of volledig worden gedemonteerd. Hoe deze fasen worden gedefinieerd en de overgang waarbij de ene fase eindigt en de andere begint, kan per regio en vooral per land verschillen, met name de fasen waarin een gebouwd object wordt ontworpen, gebouwd en gebruikt voor zijn beoogde doel. Verschillende regio's kunnen ook verschillende namen hebben voor de fasen. Belangrijkste fasen volgens een gebruikelijke internationale indeling zijn Planning, Ontwerp, Constructie, Exploitatie en Eindfase. [2]

[2] ISO 19650-1:2018

Hoewel deze fasen over het algemeen sequentieel zijn, is het niet ongebruikelijk dat een fase begint terwijl een andere nog in uitvoering is, of dat er interactie is tussen fasen. Figuur 1 toont een typische verdeling van fasen, hoewel deze indeling niet universeel is.

Figuur-1

Figuur 1 Typisch voorbeeld van de fasen van de levenscyclus van een gebouwd object. Afhankelijk van de jurisdictie en regio, kunnen specifieke namen en opdelingen van de fasen verschillen.

1.3 Belanghebbenden

Inleiding

De bouwsector omvat een breed scala aan belanghebbenden. Hoewel bijna iedereen als belanghebbende kan worden beschouwd in de zin dat ze gebruik maken van, en worden beïnvloed door gebouwde infrastructuur, zijn de primaire belanghebbenden degenen die het bouwproces bezitten, ontwerpen, construeren, reguleren en ondersteunen.

Twee speciale groepen belanghebbenden zijn degenen die een project voor een gebouwd object initiëren en autoriseren (aangeduid als opdrachtgevers) en degenen die het ontwerp- en constructiewerk uitvoeren (aangeduid als opdrachtnemers).

1.4 Levenscycluskosten

Gebouwde activa kunnen fenomenale bedragen kosten om te ontwerpen, te bouwen, te exploiteren en te verwijderen gedurende hun levenscyclus. Veel activa zullen tientallen miljoenen tot miljarden dollars aan initiële kosten met zich meebrengen, en elk jaar komt daar een aanzienlijk percentage bij voor exploitatiekosten. Hoewel de meeste beslissingen worden genomen op basis van ontwerp en initiële kosten, is de exploitatiefase bijna altijd de duurste fase van de levenscyclus van een gebouwd object. Zelfs voor infrastructuur kunnen de kosten voor inspectie en onderhoud van een object oplopen tot meer dan de initiële bouwkosten.

Beslissingen die in één fase worden genomen, beperken bijna universeel het werk dat in volgende fasen kan worden uitgevoerd, wat betekent dat een vroegtijdig genomen beslissing aanzienlijke latere effecten kan hebben.

Innovatie is belangrijk vanwege de grote omvang en schaal van de sector voor de gebouwde omgeving. Ontwerp en constructie zijn de grootste consumenten van grondstoffen en andere middelen, waarbij ongeveer 50% van de wereldwijde staalproductie en meer dan 3 miljard ton grondstoffen worden gebruikt. Elke verbetering in productiviteit en succesvolle adoptie van moderne innovatieve processen zal een grote impact hebben. Een stijging van de productiviteit met 1% wereldwijd zou bijvoorbeeld $ 100 miljard per jaar kunnen besparen.[3]

[3] World Economic Forum « Shaping the Future of Construction: A Breakthrough in Mindset and Technology» 2016

1.5 Duurzaamheid

De gehele bouwsector (die niet alleen engineering en constructie omvat, maar ook exploitatie, sloop en vastgoedbeheer), is de grootste energieverbruiker (ongeveer 35%) en de belangrijkste bijdrager aan de uitstoot van broeikasgassen (38%). Velen in de bouwsector erkennen dat dit op de lange termijn niet duurzaam is.

Sustainability

Figuur 2 UN Global Status Report for Buildings and Construction (2020)

Volgens schattingen is de bouwsector verantwoordelijk voor 37% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Om de doelstellingen voor 2030 te halen, zou de sector de uitstoot met 8,3 procent per jaar moeten verminderen.

Niet alle tekenen zijn echter somber. Veel initiatieven leiden tot de ontwikkeling en toepassing van duurzamere praktijken. Sommige programma's, zoals het LEED-certificeringsprogramma (Leadership in Energy and Environmental Design) is het meest gebruikte mechanisme voor de beoordeling van groene gebouwen. Veel initiatieven van de overheid en de particuliere sector moedigen de invoering van duurzamere praktijken aan. Dit heeft geleid tot een vraag naar effectievere en efficiëntere benaderingen voor het ontwerp en de ontwikkeling van gebouwen.

1.6 Andere drijvende krachten achter verandering

In de meeste landen zijn de productiviteitsverbeteringen in de bouw de afgelopen 50 jaar mager geweest, vooral vergeleken met die in andere sectoren (zie figuur 3 voor de respectieve historische trends in arbeidsproductiviteit in de Verenigde Staten). Er zijn enkele nieuwe technologieën en hulpmiddelen ontwikkeld, maar de snelheid waarmee innovaties worden opgeschaald, is erg laag. Waarom heeft de sector zo'n slechte reputatie? De onderliggende oorzaken zijn talrijk en gevarieerd, maar er wordt algemeen aangenomen dat verschillende wereldwijde trends bijdragende factoren zijn:

  • Gebrek aan innovatie en vertraagde toepassing. Onderzoek en ontwikkeling (R&D) is de levensader van elke industrie. De voordelen van R&D liggen echter op de lange termijn, terwijl de kosten in het heden ontstaan. Deze mismatch is niet geschikt voor de projectgestuurde sector waarin de bouwsector actief is, en daarom heeft R&D hier minder aandacht gekregen dan in andere sectoren.
  • Informele processen of onvoldoende striktheid en consistentie in de uitvoering van processen. De processen die doorgaans door bouwbedrijven worden toegepast, zijn vaak niet volwassen genoeg. Bedrijven lijken vaak meer nadruk te leggen op het definiëren van het eindproduct dan op het plannen van het eigenlijke bouwproces.
  • Onvoldoende kennisoverdracht van project naar project. Hoewel elk bouwproject zijn eigen unieke kenmerken heeft, worden de bouwprocessen zelf in essentie van project tot project herhaald. Lessen die uit het ene project zijn geleerd, kunnen daarom vaak nuttig worden toegepast op volgende projecten. Toch zijn er maar weinig bedrijven die een dergelijk proces hebben geïnstitutionaliseerd. Ervaring uit het verleden gaat daarom vaak verloren en projecten blijven sterk afhankelijk van de expertise van de individuele projectmanager.
  • Zwakke projectmonitoring. Een aanverwant probleem is de zwakke monitoring van projecten in vergelijking met andere industrieën. In veel productie-industrieën worden de activiteiten bijvoorbeeld continu gevolgd en worden grote hoeveelheden gegevens verzameld. Op die manier kan bijvoorbeeld een autofabrikant, als er iets fout gaat, snel de hoofdoorzaken identificeren en onmiddellijk en efficiënt oplossingen implementeren. Weinig bouwbedrijven zijn op deze manier opgezet.
  • Weinig cross-functionele samenwerking. Het conventionele bouwproces is over het algemeen sequentieel, waarbij de inbreng van de projecteigenaar, ontwerpers, constructeurs en belangrijke leveranciers in verschillende fasen van het project tot uiting komt. Deze opzet staat een geavanceerde bouwplanning in de weg. Idealiter zou de kennis van alle belanghebbenden in de waardeketen al vroeg in het ontwerp- en planningsproces volledig moeten worden benut, maar dat is zelden gemakkelijk of zelfs maar mogelijk onder de huidige regelingen.
  • Weinig samenwerking met leveranciers. Voor veel grote aannemers omvat de inkoopstrategie langetermijnrelaties met belangrijke leveranciers; toch worden de uiteindelijke beslissingen vaak nog ad hoc genomen, op projectbasis. Het probleem is nog groter bij kleinere bouwbedrijven, waar de inkoop bijna uitsluitend op projectbasis plaatsvindt.
  • Conservatieve bedrijfscultuur. De bouwsector opereert in een enigszins traditionele omgeving en heeft over het algemeen een conservatieve bedrijfscultuur. De wijdverspreide perceptie is, terecht, dat bouwbedrijven niet vooruitstrevend genoeg zijn.
  • Tekort aan jong talent en ontwikkeling van mensen. Het beeld dat mensen hebben van de bouwsector als werkgever is relatief slecht, met onvoldoende genderdiversiteit en weinig baanzekerheid (vanwege de cyclische aard van de sector). Als gevolg daarvan hebben E&C-bedrijven vaak moeite om getalenteerde medewerkers aan te trekken. In vergelijking met bedrijven in andere sectoren gaan bouwbedrijven minder vaak en minder intensief met hun personeel om.

Module 1 - Belangrijkste leerpunten

Ga door naar het volgende deel